Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wee [1]den kinderen, die afvallen, spreekt de HEERE, [2]om een raadslag te maken, [3]maar niet uit Mij, en om [zich] met [4]een bedekking te bedekken, maar [5]niet [uit] Mijn Geest, [6]om zonde tot zonde te doen; 1. Versta, de boze en onstendige burgers binnen Jeruzalem. 2. Om een verbond op te richten met den koning van Egypte [gelijk vs.2], tegen den koning van Babel, nadat deze koning hen onder zijne heerschappij gebracht had. 3. Mij geen raad gevraagd hebbende, maar hun eigen gedachte of goeddunken volgende. 4. Aldus noemt hij de beschutting van den koning van Egypte. 5. Dat is, niet door ingeven mijns Geestes. 6. Namelijk de zonde van vertrouwen op menselijke hulp, tot de zonde der meinedigheid in het afwijken van den koning te Babel. Zie Ezech.17:13,14,15; of de zonde van God te verlaten en op mensen te betrouwen; vergelijk Jer.2:13.